
XVI. Natuurdruk in Nederland
Dit is de laatste aflevering in de serie Natuurdruk. Over een andere vorm van natuurdruk is te lezen op de pagina over de Japanse gyotaku (visafdruk).

Toen in 1858 ingenieurs van de Berlijnse firma J.G. Wagner bij de Haarlemse drukker Johan Enschedé een reliëfgraveermachine kwamen installeren die gebruikt zou worden voor het drukken van bankbiljetten gaven zij eveneens een demonstratie van Auers Naturselbstdruck-procedé. Ze maakten een afdruk van een esdoornblad in lood en kopieerden dat met behulp van electrotypie. De drukplaat en een afdruk ervan zijn bewaard gebleven. Enschedé ging zelf niet verder met natuurdruk.

De Meppelse drukker J.S. Wilson had in zijn Autotypie, de natuur zich zelve afbeeldende (1857) kritiek op Auers claim als uitvinder van de Naturselbstdruck. Hij voerde aan dat hij al in 1846 op een tentoonstelling in Kampen voorbeelden van natuurdruk had laten zien, die veel eenvoudiger te maken waren en volgens hem in kwaliteit niet onderdeden. Dit laatste is bepaald niet het geval: Wilson maakte niets anders dan gewone ectypa, afdrukken zoals die een eeuw eerder al door Kniphof en anderen waren vervaardigd.

Wel maakte Wilson handig gebruik van de methode om afdrukken te maken in koper, zilver of goud. Wanneer hij dat deed op gekleurd, glanzend papier zag het resultaat er zeer aantrekkelijk uit.
C.W. Mieling van de Algemeene Landsdrukkerij in Amsterdam bracht in 1877 een album van ectypa uit dat Wilsons techniek gebruikte.

Willem Johan Alpherts Flora Culenbergensis (1863-65) greep terug op de techniek die Jean-Nicolas de la Hyre toepaste in zijn Plantes du Jardin Royal (1715), waarin de natuurdrukken sterk nabewerkt en nauwkeurig ingekleurd werden.

Natuurdrukken volgens de methode-Auer – en in dezelfde hoge kwaliteit – werden gepubliceerd door Gérard D. van Es in het tijdschrift De Volksvlijt (1857). Bijgaande afdrukken stammen uit een mapje met proefdrukken. In zijn onderwerpen volgde hij de voorbeelden van Auer: boomblad, kant, varen, zeewier.


