TUINJOURNAAL
In Tuinjournaal, het tijdschrift van de Nederlandse Tuinenstichting, verschenen van 1994 tot 2000 onder meer de volgende artikelen:
‘Stinzenplanten, een Nederlandse uitvinding’. 1994 (3) 11-13. Over de herkomst en de geschiedenis van het gebruik
‘Stinzenplanten toegepast’, Hein Koningen en Leo den Dulk. 1994 (3) 18-21. Geschikte plaatsen voor het toepassen, wijze van aanplanten en vermeerderen
‘Het paradijs op aarde, islamitische tuinen’. 1994 (5) 10-12. Essentie en verspreiding van de verschillende vormen
‘Het theater in de tuin’. 1995 (3) 18-23. Openluchttheaters, amfitheaters en haagtheaters in de 16de-18de eeuw
‘Planten afgebeeld’. 1995 (4) 17-20. Overzicht van de geschiedenis van de botanische illustratie
‘De impressionistische tuin‘. 1995 (4) 24-5 De invloed van tuinen en de natuur op impressionistische schilders
‘Rotstuinen: Imitatie van de natuur?’. 1996 (3) 19-22 De opkomst van het verschijnsel rotstuin in Nederland
‘De tuin als museum?’. 1997 (2) 23-26. Wanneer het behoud van historische tuinen zin heeft – en wanneer niet
‘Vijverbeplantingen’. 1997 (3) 34-35. Planten die in de jaren ´20-´30 worden aanbevolen voor het gebruik in en rond vijvers
‘Een herintredende schone’. 1997 (4) 30-33. Over oude appel- en perenrassen
‘Snoei- en leitechnieken voor fruitbomen’. 1997 (4) 36-37. Over het onderhoud van leifruit, ‘groene monumenten
‘Volkstuinen als cultuurelement: een waardebepaling’. 1998 (3) 32-35 Over de groeiende cultuurhistorische waarde van volkstuinen
Een aanzet tot onderzoek naar het historische plantenassortiment werd gemaakt in ‘Historisch Plantgoed’, een serie van 17 artikelen in Tuinjournaal:
‘De planten van Springer’. 1995 (3) 46-47. Planten die in de kopieboeken van Leonard Springers bestellijsten opvallend vaak terugkomen.
‘De planten van Springer (II)‘. 1995 (4) 54-55
‘Heesters bij Springer‘. 1996 (2) 64-65
‘Het rijke sortiment rotsplanten in de jaren ’20‘. 1996 (3) 56-57. John Bergmans en zijn ‘Vaste planten en rotsheesters’
‘Taxus, de onbuigzame‘. 1996 (4) 56-57. Geschiedenis, toepassing en cultivars
‘Klimplantensortiment rond 1900‘. 1997 (2) 56-57. ‘Versieringsmateriaal’, geschikt om muren en schuttingen aan het oog te onttrekken
‘Lage heesterborders rond 1920‘. 1997 (3) 56-57. A. van Laren pleitte voor fantasievoller beplante gemengde borders
‘De nutstuin rond 1900‘. 1997 (4) 56-57. Handboeken voor de fruitteelt
‘Canna’s en Collerettes‘. 1998 (2) 56-57. Kwekerscatalogi geven een redelijke indruk van het gewilde sortiment in een bepaalde periode
‘Pioenen en papavers‘. 1998 (3) 56-57. Kostbare soorten worden in catalogi anders beschreven dan gewone
‘Het Boskoops sortiment’. 1998 (4) 56-57. Over echte boomkwekers en collectionneurs
‘Uien groot en klein‘. 1999 (2) 44-45. Sieruien in de 20ste-eeuwse tuin
‘Kroezels en Korfkes‘. 1999 (3), 56-57. Het historische bessensortiment
‘Tricyrtis hirta var. nigra’. 1999 (4) 56-57. Een exotisch bloeiende en lange tijd weinig gebruikte plant
‘Lof der Labiaten‘. 2000 (2) 56-57. Vergelijking van het sortiment Lipbloemigen. zie artikel
‘Helianthus’. 2000 (3) 56-57. Een destijds nog beperkt sortiment zonnebloemen
‘Goudsbloemen en Gaillardia’s‘. 2000 (4) 56-57. Over de herkomst van enkele heel gewone tuinplantengeslachten
II. ONZE EIGEN TUIN
In het oudste tuinblad van Nederland, Onze Eigen Tuin, schrijf ik sinds 2003 over diverse thema’s.
Tuinhistorie
‘Kwekerscatalogi’. 2003 (4) 11-12. Bij het kiezen van planten voor de tuin kan een kwekerscatalogus uitkomst bieden. Die geeft essentiële details en soms ook afbeeldingen. Al eeuwen lang wordt deze manier van producten verkopen door kwekers gebruikt.
‘Grote borders’. 2004 (1) 10-12. Het is niet ongewoon dat tuinen verloren gaan. Meestal is de oorzaak de verhuizing of het overlijden van de eigenaar. En dat terwijl je een mooie tuin het liefst onder een stolp zou willen zetten, zodat hij niet wordt aangetast, niet door de tand des tijds en niet door de kat van de buren.
‘Familie-album Delphinium’, Ruys M / Dulk LD den. 2004 (2), 8-9. Jarenlang deelde Mien Ruys in Onze Eigen Tuin haar ervaringen met vaste planten met u. In korte artikelen onder de naam ‘Familie-album’ passeerde steeds een plantenfamilie de revue. Het tweede portret gaat over Delphinium, een plant die voor Mien Ruys tot het familiezilver behoorde. Het oorspronkelijke artikel verscheen in het lentenummer van 1983.
‘Confectieborders’, Dulk LD den, Scholma A. 2004 (4) 8-11. In de Wederopbouwperiode werden veel vernieuwingen ingegeven door de noodzaak om zuinig te zijn. Net als in de woningbouw, waarin werd geprobeerd met weinig middelen zoveel mogelijk gestandaardiseerde huizen te bouwen, moest tuinaanleg ook gerationaliseerd worden.
‘Gunnera, een ruwe reuzin’. 2005 (1) 29. Een van de eerste exemplaren van de spectaculaire Gunnera was te zien in de Berggarten in Hannover in 1854, en niet veel later schijnt de kweker Van Houtte uit Gent (die van de Spiraea) er een voor de respectabele som van 1000 gulden te hebben gekocht.
‘De Muzenhof, een communale stiltetuin‘. 2006 (1) 34-35. Een tuin was in de opvatting van Mien Ruys niet zo maar een lapje grond om het huis waar planten werden neergezet. De ideeën over de functies die een tuin kon hebben kregen vorm in het Functionalisme, een onderdeel van het Modernisme. Ruys had grote belangstelling voor deze vooruitstrevende ideologie.
‘Planten vinden’. 2006 (3) 32-33. Planten werden behalve als voedsel en constructiemateriaal van oudsher ook als medicijn gebruikt. Welke planten medicinale eigenschappen hebben en hoe ze te herkennen zijn vergde gedetailleerde kennis.
‘300 Jaar Linnaeus’. 2007 (2) 9-11. ‘De Plinius van het Noorden’ of ‘Tweede Adam’, zoals Linnaeus wel door latere bewonderaars werd genoemd, was degene die een beslissende stap zette in de ontwikkeling van de moderne wetenschap: de ordening en naamgeving van de elementen van een sterk uitdijende werkelijkheid.
‘Gemeenschappelijke tuinen’. 2008 (1) 26-28. De tuin van de Geuzenhof in 1933 was Mien Ruys’ eerste aantoonbare bemoeienis met een woningbouwproject. Het was het begin van een serie woningbouwprojecten waarvoor Mien Ruys gemeenschappelijke tuinen ontwierp.
‘Klassieke narcissen’. 2008 (3) 32-33. Moderne narcissenrassen zijn vaak groot, stevig en allemaal tegelijk bloeiend. Wie dat prettig vindt en houdt van telkens weer nieuwe rassen met bizarre bloemvormen of kleurcombinaties kan met het sortiment van tegenwoordig uitstekend uit de voeten. Maar waren die oudere rassen dan zoveel slechter?
‘Schaken met de natuur’. 2008 (4) 33 Ergens in de vroege jaren ’70 ontstond er een groep tuiniers die genoeg had van alle kunstgrepen die nodig zijn om traditionele bloemenborders in stand te houden. Aan de andere kant waren er natuurbeschermers die probeerden als stadsmens zonder enige tuinervaring onrealistische visioenen te realiseren.
‘De planten van Karl Foerster’. 2009 (2) 34-36. Zijn eerste kwekerij begon Karl Foerster (1874-1970) in Berlijn-Westend in 1907. Daar won hij de eerste van zijn beroemde Delphiniums uit de Belladonna-groep, de gentiaanblauwe ‘Arnold Böcklin’, die als enige van de echt blauwe riddersporen zacht naar vanille kan ruiken.
‘Recht en schuin’. 2009 (4) 38-39. De vormen die Mien Ruys in haar tuinontwerpen hanteerde veranderden met de jaren, maar de heldere, rechte lijn bleef ze altijd toepassen. Ontwerpen was voor Mien Ruys in de eerste plaats een zoeken naar de goede vorm.
‘MijnEigenTuintje: Leo’s slaapmutsje’. 2010 (1) 24. Velen hebben zich bezig gehouden met de kindertuin. Zo schreef Aafje Fokker in Een eigen tuintje! Wie werkt er mee? (Van Gorcum, Assen 1937). Het kind zou er ‘geduld, zin voor orde en regelmaat en doorzettingsvermogen’ door leren. Haar toon was dientengevolge nogal belerend.
‘Oud goud en nieuw’, Dulk LD den, Gerritsen R-M. 2010 (2) 25-27. Het was de grand old lady van de vasteplantenborder, de invloedrijke Britse tuinontwerpster, schrijfster en kunstenaar Gertrude Jekyll (1843-1932) die over borderbeplantingen in één kleur schreef: ‘Het is ontzettend interessant tuinen te ontwerpen waarin een bepaalde kleur domineert.’
‘In de naam van de plant’. 2010 (3) 36-37. Bloed, een van de vier humeuren of levenssappen die door Hippokrates werden onderscheiden, was voor de kruidengeneeskundige die aanhanger was van de signatuurleer de gemakkelijkste van de vier. Wanneer een plant of een stof een bloedrode kleur had móest deze wel werkzaam zijn bij kwalen die het hart of de bloedsomloop betroffen.
‘Van hazelwortels en papencullekens’. 2010 (4) 24-26. Van veel tuinplanten werd gedacht dat ze magische eigenschappen bezitten. Ze waren te gebruiken als amulet om ongeluk of toverij af te weren, als talisman om de drager geluk te brengen, of als heksenkruid om zelf zwarte of witte magie te beoefenen.
‘Dutch Wave in Warffum’. 2011 (2) 12-14. Tuinen wilden ze maken waarin vaste planten, bolgewassen en eenjarigen het hele jaar door de hoofdrol speelden – geen verlengstukken van het huis, geen openluchtkeukens, geen steriele prestigeobjecten, maar tuinen waarin mét en niet tegen de natuur wordt gewerkt.
‘Groeien op glas’. 2012 (3) 16-18. Bloembollen van dichtbij te kunnen bestuderen in hun groei en bloei was hoogstwaarschijnlijk de reden dat men ze op glazen ging kweken, in de verwarmde kas of in huis. Aanvankelijk werden daarvoor geen speciale glazen gemaakt.
‘Hollandse hoogten’. 2014 (1) 30-31. Rotstuinen waren en zijn in Nederland een verschijnsel dat voor- en tegenstanders kent. De scheiding der geesten loopt ruwweg gelijk met de scheidslijn tussen tuinliefhebbers en plantenliefhebbers. Cruciaal bij de vraag of een rotstuin genietbaar is zijn de aandacht die men besteedt aan de vormgeving van de tuin zelf en, nog veel belangrijker, de inpassing in de omgeving.
‘De naam van de plant’. 2014 (2) 15. Oorspronkelijk waren plantennamen beschrijvend: je had een sleutelbloem die je wilde onderscheiden van andere sleutelbloemen, en je wilde daar graag met andere Europese wetenschappers over kunnen corresponderen – in het Latijn, de taal die wetenschappers onderling gebruikten.
‘De invloed van Mien Ruys’. Anet Scholma en Leo den Dulk. 2014 (2) 16-18. ‘Zoeken naar de natuur in de tuin’ was in Mien Ruys’ beschouwingen over de functie van het tuinontwerp een telkens terugkerend thema. Het beleven van de seizoenen in de tuin vond zij net zo belangrijk als kleur. Zij vond ook dat één enkele bloeiende struik of boom in een tuin voldoende leven kan brengen.
‘Mien Ruys en de westelijke tuinsteden’. 2014 (2) 26-27. Met de bouw van de westelijke tuinsteden van Amsterdam werd vrij snel na de oorlog begonnen. De woningbouwcorporaties van de verschillende signaturen – openbaar, protestant en katholiek – namen ieder hun eigen architecten in de arm voor het ontwerpen van de woningblokken. Voor het groenontwerp daarbij werden tuin- en landschapsarchitecten ingehuurd.
‘De almanak en de fenologie’. 2014 (3) 30-31. De wisseling van de seizoenen en het optreden van bepaalde gebeurtenissen in de natuur vormen het onderwerp van de fenologie, de leer der (natuur)verschijnselen. Ze vormden het hart van iedere almanak, een jaarboek of kalender die nog veel meer aan bepaalde jaargetijden of data verbonden gebeurtenissen opsomde.
‘Natuurdruk, betrouwbaar plantenportret’. 2014 (4) 30-31. Het met zekerheid identificeren van geneeskruiden en keukenkruiden was tot in de late Middeleeuwen niet eenvoudig. Goede afbeeldingen waren er niet, herbariummateriaal was vergankelijk. Waarschijnlijk was dat de reden voor het maken van natuurdrukken, afdrukken van plantenmateriaal die met behulp van rechtstreeks opgebrachte inkt werden gemaakt.
Dieren in de tuin
Over in de tuin voorkomende dieren gaat de serie artikelen die ik sinds 2011 schrijf:
‘Al wat leeft ’. 2011 (3) 15. De dieren die voorkomen in een moestuin in een veenweidegebied zijn niet allemaal even welkom. De eerste keer dat je een jong worteltje of een knolvenkelplantje met korte rukjes rechtstandig de grond in ziet verdwijnen kijk je daar met verwondering naar.
‘Kip en kruid’. 2011 (4) 29. Assendelfter, Barnevelder, Brabanter, Drents hoen, Eikenburger, Fries Hoen, Kraaikop, Schijndelaar, Uilebaard, Welsumer: allemaal Nederlandse kippenrassen die door liefhebbers worden gefokt. Kippen zijn te verdelen in grote rassen en kleine.
‘Witte zwanen, zwarte zwanen’. 2012 (1) 33. De symboliek en de gebruiken rond zwanen kennen een opmerkelijk lange geschiedenis. Er zijn zeven zwanensoorten die de geslachtsnaam Cygnus dragen. Vier ervan komen in Nederland voor.
‘Van kikkers en padden. 2012 (2) 15. Het is maar goed dat kikkers geen tanden hebben, anders had ik me vorige zomer flink bezeerd. De vijver, na jaren voorbereiding eindelijk klaar, volgelopen en beplant, was onmiddellijk geconfisqueerd door een paar kleine groene kikkers uit het naburige slootje en één hele grote.
‘Wespennesten’. 2012 (3) 35. Aan hun uiterlijk zijn wespen niet gemakkelijk te herkennen, vooral ook omdat allerlei andere insecten zich van hun afschrikwekkende reputatie bedienen door zich als wesp te vermommen. In de tuin zijn het slechts een paar soorten die overlast veroorzaken.
‘Libellen’. 2012 (4) 15. Ze dragen namen als watersnuffel, lantaarntje, viervlek, rombout of paardebijter, maar gewoonlijk maakt men dat onderscheid niet en worden ze op een hoop gegooid als libellen.
‘Dieren in de nacht’. 2013 (1) 29. Nachtdieren krijg je niet zo gemakkelijk te zien. Dat is ook de bedoeling, want ze leven niet zomaar ’s nachts. De voedselconcurrentie is dan minder groot en vijanden die hen in de gaten kunnen krijgen zijn er veel minder.
‘Kreeftalarm’. 2013 (2) 33. Niet erg veel mensen in Nederland zijn wel eens een rivierkreeft in het wild tegengekomen. Nu is dat totaal veranderd: in de kranten verschenen sensatieverhalen over agressieve kreeften die ervoor zorgen dat men zijn hondje op sommige plekken niet meer durft uit te laten.
‘Ring en slang’. 2013 (3) 17. De slang die een cirkel vormt en zichzelf in de staart bijt is het symbool van eenheid en het cyclische karakter van de natuur. Soms wordt hij half wit, half zwart afgebeeld, en dan is de overeenkomst met het yin-yang symbool duidelijk.
‘Hamsteren’. 2013 (4) 7. Allerlei dieren verzamelen eten voor tijden met minder voedselaanbod. Soms kom je die voorraden in de tuin tegen. In een komposthoop vind je niet alleen wormen en pissebedden, maar soms ook de nesten van knaagdieren en hun voorraden – meestal van muizen en misschien ook wel eens van een ontsnapte goudhamster.
‘Wonen onder stenen’. 2014 (1) 23. Een relatief warme, niet te vochtige en veilige plaats onder stenen is voor veel diersoorten de ideale woonplaats. Til maar eens een steen op en zie wat eronder leeft: pissebedden, duizendpoten, mieren, torren, kevers en tientallen andere beestjes met meer dan vier pootjes.
‘Solitaire bijen’. 2014 (2) 38. Al jaren zijn bijen in het nieuws; meestal valt er weinig positiefs te melden. Bijna altijd gaat het in die berichten over de honingbij en niet over de andere 357 soorten bijen die in Nederland voorkomen. Toch zijn ze in iedere tuin te vinden, vaak meer dan je denkt.
‘Bladluizen’. 2014 (3) 16. ]‘Ik haat die muizen als luizen’ luidde de slimme vertaling van de gevleugelde uitspraak ‘I hate those meeces to pieces’, gedaan door de kat in de tekenfilmserie ‘Pixie and Dixie and Mr. Jinks’ (Hanna-Barbera, uitgezonden vanaf 1958). Van katten of muizen in de tuin wordt ook niet iedereen vrolijk, maar aan luizen heeft elke tuinier een hekel. Schadelijk, lastig en vies zijn ze, maar hebben ze ook nog nut?
‘Meer bijen’. 2014 (4) 34. Het op naam brengen van de 358 in Nederland voorkomende bijen is niet eenvoudig. Sommige lijken erg veel op elkaar, soms zijn er aanzienlijke verschillen tussen mannetjes en vrouwtjes, diverse geslachten zijn erg klein.
‘Kleurige kevers’. 2015 (1) 34. Van loopkevers schrikken mensen vaak van ze omdat ze groot en snel zijn. De algemeenste, de tuinloopkever, is ook bekend als Gewone veldloopkever, woudloopkever of – de meest bijzondere naam – tuinschallebijter. Allerlei keversoorten komen in Nederlandse tuinen voor.
Diverse onderwerpen
Verder heb ik in Onze Eigen Tuin over andere aspecten van tuinen en natuur geschreven:
‘De vrijheid van een volkstuin’. 2003 (3) 26-27. Ruimte waar je op je eigen manier je gang kunt gaan wordt een schaars goed. De gemiddelde Vinex-tuin heeft een postzegelformaat, dus de mogelijkheden zijn beperkt en de buren kijken altijd mee. De gemiste vrijheid is voor sommigen te herwinnen door een volkstuin te nemen – maar ook daar gelden regels. In de praktijk blijkt dat volkstuinders juist veel samen doen, soms met opvallend resultaat.
‘Tijm en grasklokje‘. 2005 (2) 38. Een tuintje van een paar vierkante meter kan net zoveel indruk maken als een grote border. Soms wordt je blik direct gevangen door een opvallend patroon in een combinatie van lage, rijkbloeiende planten. In de natuur zie je zulke begroeiingen op plaatsen die voor hogere, krachtiger groeiende planten te arm zijn.
‘Nieuwe tuin bij Oude Kerk‘. 2005 (3) 28-29. De oorspronkelijke naamgever van wat al voor de Reformatie de Oude Kerk werd genoemd was Sint Nicolaas, schutspatroon van zeevaarders en lichtekooien. Tot de bijgebouwen behoort de sacristie, de kosterij die na 1516 op de huidige plaats werd gebouwd. Altijd was daar ook een tuintje bij. Sinds kort is het in ere hersteld.
‘Vensters openen; het grote werk van Rob Leopold‘. 2005 (4) 32-33. Afgelopen zomer, enkele dagen voor de Kwekerijdagen in Bingerden, waar je zeker wist dat je hem er zou tegenkomen, verliet Rob Leopold plotseling deze wereld. Nu het gevoel van verslagenheid enigszins is bezonken kan een eerste poging worden gewaagd te omschrijven wat hij voor de Nederlandse tuinkunst en nog zoveel andere gebieden heeft betekend.
‘Botanische tuinen’. 2006 (4) 32-33. Een oase van rust in de stad, zo worden botanische tuinen vaak door de bezoekers omschreven. Dat ze ook gezamenlijk belangrijke plantencollecties in stand houden en dat iedere tuin daarin zijn specialisaties heeft is minder bekend.
‘Vaste planten, nieuwe versies’. 2007 (3) 41. De planten die vijftig jaar geleden werden beschouwd als het beste dat de kweker te bieden had zijn er niet meer. Dat komt niet alleen doordat ze uit de mode zijn geraakt, er kunnen ook andere redenen voor het verdwijnen zijn. Aaltjes bijvoorbeeld, of hardnekkige meeldauw, of vervanging door cultivars die in een aantal opzichten echte verbeteringen betekenen.
‘Kuipplanten en sluipwespen’. 2008 (2) 35. In 1986 kon Jacques Klerx van de bank een lening krijgen om een bedrijf in Malden te kopen. Hij wilde geen traditionele produkten meer kweken, want niet alleen bij de kweek van Cyclamen maar ook bij die van Fuchsia moesten veel bestrijdingsmiddelen gebruikt worden.
‘Epimedium’. 2008 (3) 20-21. Epimedium staat bekend als een geslacht van bodembedekkende vaste planten voor halfschaduw. De enige Europese soort, Epimedium alpinum, voorkomend in beboste heuvels van Noord-Italië tot Albanië, wordt al eeuwenlang gekweekt.
‘Weidelust’. 2009 (1) 28. Kijken naar tuinen en landschappen doe ik al zo lang als ik me kan herinneren. Het is niet verwonderlijk dat Velserbeek mijn eerste voorbeeld van parken en buitenplaatsen werd. Het door Johann Georg Michael ontworpen landschapspark met slingerbeek en lindenlaan en de hertenkamp van J.D.Zocher jr. was op de step bereikbaar.
‘Lieve Rita’. 2010 (1) 20-21. Bezoekers van de laatste Grassendagen in Hummelo wisten het al: Rita van der Zalm heeft haar bollenkraam overgedragen aan bollenkweker en -liefhebber Hein Meeuwissen uit Voorhout en ze is verhuisd naar Heerhugowaard.
‘Natuur werkt’. 2011 (4) 10-11. Het is wel eens verleidelijk en soms ook heel verstandig om in een tuin een tijdje niets te doen en te kijken wat er gebeurt. De natuur werkt echter volgens zijn eigen regels en het resultaat is niet altijd wat de tuinier verwacht.
‘Irissen voor vochtige bodem’. 2012 (4) 10-11. Net als iedere boerensloot kan de oever van een tuinvijver flink opknappen van een paar goed geplaatste groepen irissen. Er zijn enkele soorten die veel vocht verdragen, en daarvan bestaan interessante kweekvormen.
‘Schone rozen’. 2013 (1) 38-39. Rozen zijn onder serieuze tuiniers onverminderd populair. De keus is bijzonder groot: er zijn al vele duizenden verschillende rozencultivars en er komen nog steeds nieuwe bij. Aan de wijze waarop die door de kweker worden geselecteerd en opgekweekt, op hun kwaliteit beoordeeld en tenslotte op de markt gebracht valt nog wel iets te veranderen.
‘In de rondte’. 2013 (3) 26-28. Een van de geometrische vormen die in een tuinontwerp te gebruiken zijn is de cirkel. Een cirkel vraagt aandacht en verwijst altijd naar het centrum, zijn middelpunt. Zijn omtrek heeft geen rustpunten en hierdoor is de cirkel dwingend en niet gemakkelijk in een ruimte toe te passen.
‘Buurttuinen Transvaal’. 2014 (3) 20-21. Het zal niemand ontgaan zijn dat moestuinieren in de stad hip is en inmiddels in alle steden te vinden is. In de grote steden is de ontwikkeling het verst, misschien omdat daar de vraag naar zelf gekweekte groenten het grootst is en de discussie over de sociale rol van gemeenschappelijke en openbare stadstuinen al langer wordt gevoerd.
‘Alleen de verandering blijft’. 2014 (4) 4-5. Tuinieren met planten die zichzelf uitzaaien is geen nieuw idee. In de cottage garden werd dit principe al op grote schaal toegepast. Met een beplanting van zichzelf uitzaaiende een- en tweejarigen en meestal kortlevende vaste planten kon een zeer kleurrijk geheel ontstaan.
‘Overmoed’. 2014 (4) 28. We hadden een volkstuin, die er na vijf jaar noeste arbeid zo goed uitzag dat wij er wel een feestje durfden geven. Een maand later hoorden we dat we moesten vertrekken. In de omgeving werd een nieuwe tuin gevonden, met eromheen koeien, karpers en alles van de schoolplaat ‘Langs sloot en plas’.
‘Pinksterbloem’. 2015 (1) 10-11. De Duitse naam ‘Wiesenschaumkraut’ geeft misschien wel het beste weer hoe overweldigend mooi dit simpele plantje is wanneer het in het voorjaar bermen en weiden overdekt met een zacht lila schuim. Pinksterbloem klinkt ook wel aardig, maar klopt meestal niet.
III. OVERIGE PUBLICATIES
- De pastorietuin van Rozendaal, Rozendaal 1990
- ‘Der Garten als lebendiges Bild’, Garten und Landschaft, IV, 1996, 18-20
- ‘One-year Wonders’, Gardens Illustrated, 33, June 1998, 82-87
- Over de eenjarigentuin die Rob Leopold en Michael King aanlegden op Kwekerij Overhagen in Velp
- ‘Zu Mien Ruys’ 100. Geburtstag’, in: Grüner Anzeiger, V.2, März/April 2004, 36-37
- ‘Perennial Passion’, in: Garden Design Journal, V.3, March 2005, 23-25
- ‘Mien Ruys’, in: Van Nelle, Monument in progress, Molenaar J, Kauffmann F, Backer AM et al., Rotterdam 2005, 163-165. Het tuinontwerp van Mien Ruys bij de Van Nellefabriek
- ‘Mien Ruys: Tuinarchitectuur en modernisme’, in: Nieuwsbrief Docomomo, V. 5, 2005, 10-11
- ‘Mien Ruys’ tuin voor Van Daalen’, in: Blauwe Kamer, V.6, Dec. 2005, 28-31. Een tuinontwerp voor een van de directeuren van Weverij De Ploeg in Bergeijk
- ‘Repeteerborders’, Tuin&Landschap 24a,22 nov. 2007, 24-27. Een door Mien Ruys ontwikkelde methode om grote borders met een rationele structuur te maken
- ‘Gartengestalterin Mien Ruys. Strenge Architektur und üppige Blütenpracht’, in Gartenkultur, Mitteilungen der DGGL Hessen, 2008, 56-60
- ‘Priona, tuinen in beweging‘, Terra Architectura, II, 2008, 80-85
- ‘Gartengestalterin Mien Ruys: Klare Architektur und starke Bepflanzung’, in Heinrich F, Peschken G (Herausg.) Zwölf Aufsätze für Vroni Heinrich, 2009, 79-83. TU Berlin, Landschaftsentwicklung und Umweltforschung, Schriftenreihe der Fakultät Architektur Umwelt Gesellschaft, Band S21.
- ‘Een onovertroffen ensemble. Mien Ruys en Gerrit Rietveld in Bergeyk‘, Terra Architectura, II, 2009, 76-81
- ‘Vaste planten rond 1930: Moerheim, Foerster en Notcutt’, in Tuingeschiedenis in Nederland, Veelzijdig erfgoed in ’t groen, Utrecht 2009, 141-146
- ‘Henk Gerritsen’, in Henk Gerritsen, Piet Oudolf and the inspiration of the Dutch Wave, Garden Museum Journal, 24, Autumn 2010, 11-16
- ‘A different way of looking’, [Piet Oudolf/] LD den Dulk, in ‘Henk Gerritsen, Piet Oudolf and the inspiration of the Dutch Wave’, Garden Museum Journal, 24, Autumn 2010, 17-21
- ‘Schachspiel, Schauspiel, Gartenkunst’, in Gartenkultur, Mitteilungen der DGGL Hessen, 2011, 18-21
- De geur van aarde en gras ruiken – bedrijfstuinen van Mien Ruys, in Tuinjournaal, 2012 (3), 12-13
- Lang levende Astilbe, in Botanische Tuinen Utrecht Jubileummagazine, 2014, 58-60
- Mien Ruys, tuinarchitect 1904-1999, in VVPV, tijdschrift van de Vlaamse Vasteplantenvereniging, 2015 (4), 34-35
- Natuurdruk, echte afbeeldingen, in De Boekenwereld, 2014 (4) 40-41
- Climate change and its implications for historic parks and gardens in the Netherlands, in ‘Historic Gardens and Climate Change. Recommendations for Preservation’, Berlin 2014, 110-111