‘Stinzenplanten, een Nederlandse uitvinding’. Tj 1994 (3) 11-13. Over de herkomst en de geschiedenis van het gebruik van stinzenplanten
‘Stinzenplanten toegepast’, Hein Koningen en Leo den Dulk. Tj 1994 (3) 18-21. Geschikte plaatsen voor het toepassen, wijze van aanplanten en vermeerderen
‘Planten afgebeeld’. Tj 1995 (4) 17-20. Overzicht van de geschiedenis van de botanische illustratie
‘Vijverbeplantingen’. Tj 1997 (3) 34-35. Planten die in de jaren ´20-´30 worden aanbevolen voor het gebruik in en rond vijvers
‘Een herintredende schone’. Tj 1997 (4) 30-33. Over oude appel- en perenrassen
Een aanzet tot onderzoek naar het historische plantenassortiment werd gemaakt in ‘Historisch Plantgoed’, een serie van 17 artikelen in Tuinjournaal:
‘De planten van Springer’. Tj 1995 (3) 46-47. Planten die in de kopieboeken van Leonard Springers bestellijsten opvallend vaak terugkomen.
‘De planten van Springer (II)‘. Tj 1995 (4) 54-55
‘Heesters bij Springer‘. Tj 1996 (2) 64-65
‘Het rijke sortiment rotsplanten in de jaren ’20‘. Tj 1996 (3) 56-57. John Bergmans en zijn ‘Vaste planten en rotsheesters’
‘Taxus, de onbuigzame‘. Tj 1996 (4) 56-57. Geschiedenis, toepassing en cultivars
‘Klimplantensortiment rond 1900‘. Tj 1997 (2) 56-57. ‘Versieringsmateriaal’, geschikt om muren en schuttingen aan het oog te onttrekken
‘Lage heesterborders rond 1920‘. Tj 1997 (3) 56-57. A. van Laren pleitte voor fantasievoller beplante gemengde borders
‘De nutstuin rond 1900‘. Tj 1997 (4) 56-57. Handboeken voor de fruitteelt
‘Canna’s en Collerettes‘. Tj 1998 (2) 56-57. Kwekerscatalogi geven een redelijke indruk van het gewilde sortiment in een bepaalde periode
‘Pioenen en papavers‘. Tj 1998 (3) 56-57. Kostbare soorten worden in catalogi anders beschreven dan gewone
‘Het Boskoops sortiment’. Tj 1998 (4) 56-57. Over echte boomkwekers en collectionneurs
‘Uien groot en klein‘. Tj 1999 (2) 44-45. Sieruien in de 20ste-eeuwse tuin
‘Kroezels en Korfkes‘. Tj 1999 (3), 56-57. Het historische bessensortiment
‘Tricyrtis hirta var. nigra’. Tj 1999 (4) 56-57. Een exotisch bloeiende en lange tijd weinig gebruikte plant
‘Lof der Labiaten‘. Tj 2000 (2) 56-57. Vergelijking van het sortiment Lipbloemigen. zie artikel
‘Helianthus’. Tj 2000 (3) 56-57. Een destijds nog beperkt sortiment zonnebloemen
‘Goudsbloemen en Gaillardia’s‘. Tj 2000 (4) 56-57. Over de herkomst van enkele heel gewone tuinplantengeslachten
‘Kwekerscatalogi’. OET 2003 (4) 11-12. Bij het kiezen van planten voor de tuin kan een kwekerscatalogus uitkomst bieden. Die geeft essentiële details en soms ook afbeeldingen. Al eeuwen lang wordt deze manier van producten verkopen door kwekers gebruikt.
‘Familie-album Delphinium’, Ruys M / Dulk LD den. OET 2004 (2), 8-9. Jarenlang deelde Mien Ruys in Onze Eigen Tuin haar ervaringen met vaste planten met u. In korte artikelen onder de naam ‘Familie-album’ passeerde steeds een plantenfamilie de revue. Het tweede portret gaat over Delphinium, een plant die voor Mien Ruys tot het familiezilver behoorde. Het oorspronkelijke artikel verscheen in het lentenummer van 1983.
‘Gunnera, een ruwe reuzin’. OET 2005 (1) 29. Een van de eerste exemplaren van de spectaculaire Gunnera was te zien in de Berggarten in Hannover in 1854, en niet veel later schijnt de kweker Van Houtte uit Gent (die van de Spiraea) er een voor de respectabele som van 1000 gulden te hebben gekocht.
‘Tijm en grasklokje‘. OET 2005 (2) 38. Een tuintje van een paar vierkante meter kan net zoveel indruk maken als een grote border. Soms wordt je blik direct gevangen door een opvallend patroon in een combinatie van lage, rijkbloeiende planten. In de natuur zie je zulke begroeiingen op plaatsen die voor hogere, krachtiger groeiende planten te arm zijn.
‘Planten vinden’. OET 2006 (3) 32-33. Planten werden behalve als voedsel en constructiemateriaal van oudsher ook als medicijn gebruikt. Welke planten medicinale eigenschappen hebben en hoe ze te herkennen zijn vergde gedetailleerde kennis.
‘Botanische tuinen’. 2006 (4) 32-33. Een oase van rust in de stad, zo worden botanische tuinen vaak door de bezoekers omschreven. Dat ze ook gezamenlijk belangrijke plantencollecties in stand houden en dat iedere tuin daarin zijn specialisaties heeft is minder bekend.
‘300 Jaar Linnaeus’. OET 2007 (2) 9-11. ‘De Plinius van het Noorden’ of ‘Tweede Adam’, zoals Linnaeus wel door latere bewonderaars werd genoemd, was degene die een beslissende stap zette in de ontwikkeling van de moderne wetenschap: de ordening en naamgeving van de elementen van een sterk uitdijende werkelijkheid.
‘Vaste planten, nieuwe versies’. OET 2007 (3) 41. De planten die vijftig jaar geleden werden beschouwd als het beste dat de kweker te bieden had zijn er niet meer. Dat komt niet alleen doordat ze uit de mode zijn geraakt, er kunnen ook andere redenen voor het verdwijnen zijn. Aaltjes bijvoorbeeld, of hardnekkige meeldauw, of vervanging door cultivars die in een aantal opzichten echte verbeteringen betekenen.
‘Epimedium’. OET 2008 (3) 20-21. Epimedium staat bekend als een geslacht van bodembedekkende vaste planten voor halfschaduw. De enige Europese soort, Epimedium alpinum, voorkomend in beboste heuvels van Noord-Italië tot Albanië, wordt al eeuwenlang gekweekt.
‘Klassieke narcissen’. OET 2008 (3) 32-33. Moderne narcissenrassen zijn vaak groot, stevig en allemaal tegelijk bloeiend. Wie dat prettig vindt en houdt van telkens weer nieuwe rassen met bizarre bloemvormen of kleurcombinaties kan met het sortiment van tegenwoordig uitstekend uit de voeten. Maar waren die oudere rassen dan zoveel slechter?
‘De planten van Karl Foerster’. OET 2009 (2) 34-36. Zijn eerste kwekerij begon Karl Foerster (1874-1970) in Berlijn-Westend in 1907. Daar won hij de eerste van zijn beroemde Delphiniums uit de Belladonna-groep, de gentiaanblauwe ‘Arnold Böcklin’, die als enige van de echt blauwe riddersporen zacht naar vanille kan ruiken.
‘In de naam van de plant’. OET 2010 (3) 36-37. Bloed, een van de vier humeuren of levenssappen die door Hippokrates werden onderscheiden, was voor de kruidengeneeskundige die aanhanger was van de signatuurleer de gemakkelijkste van de vier. Wanneer een plant of een stof een bloedrode kleur had móest deze wel werkzaam zijn bij kwalen die het hart of de bloedsomloop betroffen.
‘Van hazelwortels en papencullekens’. OET 2010 (4) 24-26. Van veel tuinplanten werd gedacht dat ze magische eigenschappen bezitten. Ze waren te gebruiken als amulet om ongeluk of toverij af te weren, als talisman om de drager geluk te brengen, of als heksenkruid om zelf zwarte of witte magie te beoefenen.
‘Irissen voor vochtige bodem’. OET 2012 (4) 10-11. Net als iedere boerensloot kan de oever van een tuinvijver flink opknappen van een paar goed geplaatste groepen irissen. Er zijn enkele soorten die veel vocht verdragen, en daarvan bestaan interessante kweekvormen.
‘Schone rozen’. OET 2013 (1) 38-39. Rozen zijn onder serieuze tuiniers onverminderd populair. De keus is bijzonder groot: er zijn al vele duizenden verschillende rozencultivars en er komen nog steeds nieuwe bij. Aan de wijze waarop die door de kweker worden geselecteerd en opgekweekt, op hun kwaliteit beoordeeld en tenslotte op de markt gebracht valt nog wel iets te veranderen.
‘De naam van de plant’. OET 2014 (2) 15. Oorspronkelijk waren plantennamen beschrijvend: je had een sleutelbloem die je wilde onderscheiden van andere sleutelbloemen, en je wilde daar graag met andere Europese wetenschappers over kunnen corresponderen – in het Latijn, de taal die wetenschappers onderling gebruikten.
‘Natuurdruk, betrouwbaar plantenportret’. OET 2014 (4) 30-31. Het met zekerheid identificeren van geneeskruiden en keukenkruiden was tot in de late Middeleeuwen niet eenvoudig. Goede afbeeldingen waren er niet, herbariummateriaal was vergankelijk. Waarschijnlijk was dat de reden voor het maken van natuurdrukken, afdrukken van plantenmateriaal die met behulp van rechtstreeks opgebrachte inkt werden gemaakt.
‘Pinksterbloem’. OET 2015 (1) 10-11. De Duitse naam ‘Wiesenschaumkraut’ geeft misschien wel het beste weer hoe overweldigend mooi dit simpele plantje is wanneer het in het voorjaar bermen en weiden overdekt met een zacht lila schuim. Pinksterbloem klinkt ook wel aardig, maar klopt meestal niet.